Onroerende voorheffing in het Vlaamse gewest

We bekijken de algemene principes van de onroerende voorheffing (ov). Hoeveel bedraagt ze in Vlaanderen en op welke vrijstelling kan men zich beroepen?

Onroerende voorheffing in het Vlaamse gewest

I. Principes

Begrip

De onroerende voorheffing (ov) is een gewestelijke belasting op in België gelegen onroerende goederen. In het verleden bestond er een directe link tussen de onroerende voorheffing en de personenbelasting. Deze link bestaat echter nog enkel voor bepaalde leningen gesloten vóór 2005.

Toelichting 

De belasting van eenzelfde onroerend goed door de ov en in de personenbelasting vormt geen verboden geen dubbele belasting. Er is immers slechts één belasting, maar in twee delen (Gent, 12.12.2006).

Schuldenaar

De ov is verschuldigd door de eigenaar, bezitter, erfpachter, opstal­houder of vrucht­gebruiker van het onroerend goed op 1 januari van het jaar (of zijn erfgenamen). De ov is enkel verschuldigd door de eigenaar bij afwezigheid van een schuldenaar van een andere categorie (art. 251 WIB en art. 2.1.2.0.1. VCF).

In geval van gezamenlijk belaste echtgenoten of partners, is de ov verschuldigd door de juridische eigenaar van het onroerend goed. Het eigendomsrecht wordt bepaald in functie van het door de echtgenoten gekozen huwelijksstelsel. In geval van onverdeeldheid of gemeenschappelijke eigendom, is de belasting verschuldigd door elk van hen in functie van hun aandeel in de inkomsten (art. 393 WIB).

In geval van vervreemding van het onroerend goed in de loop van het jaar, is het de situatie op 1 januari die bepalend is. De partijen mogen de ov verdelen, maar deze verdeling is niet bindend voor de Administratie (Comm. IB 251/14). Zolang de eigendomsoverdracht niet in het register van het kadaster overgeschreven werd, blijven de vroegere eigenaar of zijn erfgenamen aansprakelijk voor de betaling van de ov. De vorige eigenaar of zijn erfgenamen hebben steeds de mogelijkheid om een bewijs van vervreemding voor te leggen en de identiteit en het adres van de nieuwe eigenaar te bezorgen aan het kadaster (art. 395 en 396 WIB).

De ov mag doorgerekend worden aan de huurder indien dit opgenomen werd in het huurcontract, behalve wanneer het gaat om de hoofdverblijfplaats van de huurder (art. 2 wet van 20.02.1991).

Toelichting 

a.. In geval van onroerende leasing is de schuldenaar van de ov de leasinggever, voor zover hij een van de voornoemde zakelijke rechten bezit in het onroerend goed. Deze last gaat over op de leasingnemer wanneer hij de aankoopoptie uitoefent en hij titularis wordt van het zakelijke recht (parl. vr. nr. 405, Borginon, 26.04.1996).

b. In geval van een betwisting van een gerechtelijke verkoop, is de ov verschuldigd door de persoon vermeld in het kadaster (Antwerpen, 01.12.2009).

c. In geval van faillissement is de ov, ontstaan na het vonnis van faillietverklaring en voor de sluiting van het faillissement, een deel van de ‘massaschuld’ en valt daardoor niet onder de ‘verklaring van verschoonbaarheid’ (Cass., 05.10.2007).

Belastbaar tijdperk

In de onroerende voorheffing is het inkomstenjaar gelijk aan het aanslagjaar. De inkomsten van een onroerend goed van het jaar zijn bijgevolg belast­baar tijdens het aanslagjaar.

Belastbare basis

De ov wordt berekend op het ki dat bestaat op 1 januari van het aanslagjaar (Comm. IB 251/13 en art. 2.1.3.0.1. VCF). Eventuele wijzigingen in de loop van het jaar worden, in principe, niet in rekening gebracht. Er wordt geen ov berekend wanneer het ki van het kadastraal perceel minder dan € 15 bedraagt (art. 304 WIB).

Toelichting 

a. Nieuwe onroerende goederen zijn dus slechts onderworpen aan de ov vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het ki betekend is.

b. Bepaalde rechtbanken aanvaarden echter wel dat de ov niet langer verschuldigd is vanaf de datum van afbraak van het gebouw (rb. Brussel, 25.03.2005).

Bevoegde autoriteit

Sinds 1999 wordt, voor onroerende goederen gelegen in Vlaanderen, de inning van de onroerende voorheffing geregeld door het Vlaams gewest (Vlaamse Belastingdienst). Voor het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk gewest is het de federale Administratie die de ov int.

Wat betreft de bepaling van de toepasselijke tarieven en opcentiemen zijn het gewest, de gemeente en de provincie waarin het onroerend goed gelegen is bevoegd (art. 249 WIB en art. 2.1.1.0.1. VCF). De woonplaats van de belastingplichtige is hierbij niet van belang.

II. Vlaams gewest

A. Tarief en vaststelling van de belasting

Tarief

Het basistarief van de ov is in principe vastgesteld op 3,97% van het ki (art. 2.1.4.0.1., §1 VCF). Daarnaast geldt er een verlaagd tarief van 2,4% voor sociale woningen en bepaalde huisvesting voor gehandicapten (art. 2.1.4.0.1., §2 VCF).

Voor het materieel en outillage wordt het basistarief van 3,97% vermenigvuldigd met een coëfficiënt die de indexatie van het ki sinds 1996 annuleert (art. 2.1.4.0.1., §3 VCF; art. 12 decr. 19.12.1997). Voor aanslagjaar 2020 bedraagt het uiteindelijke tarief 2,59%. Het tarief voor nieuw materieel en outillage dat een bedrijf in gebruik neemt bedraagt 0%. Bedrijven moeten bijgevolg geen onroerende voorheffing op materieel en outillage betalen, met volgend onderscheid:

- voor nieuwe investeringen gedaan vanaf 1 januari 2008 geldt de vrijstelling van ov zonder onderscheid;

- oor investeringen gedaan tussen 1998 en 2008 is er voor de vrijstelling een onderscheid gemaakt naargelang het een bijkomende investering of een vervangingsinvestering betreft.

Bij dit percentage moeten de opcentiemen toegevoegd worden die geheven worden door de gemeentes en de provincies (art. 2.1.4.0.2. VCF).

Toelichting 

a. Deze tarieven gelden sinds 2018. Het ging om een aanzienlijke verhoging van de vroegere tarieven, maar deze heeft in principe geen impact op de uiteindelijk verschuldigde ov, aangezien het Vlaams gewest een aantal compenserende maatregelen getroffen heeft (zoals onder maximumgrenzen voor de provinciale opcentiemen).

b. Het feit dat een sociale huisvestingsmaatschappij failliet gaat, waarbij zij in het verleden het verminderde tarief niet genoot waar zij wel recht op had, heeft niet als gevolg dat het gereduceerde tarief verloren gaat (Gent, 02.12.2014).

Voorbeeld

Het geïndexeerd ki van een woning in Leuven bedraagt € 1.200. Het basisbedrag van de ov bedraagt € 47,64 (1.200 x 3,97%). De gemeente voegt 1.400 opcentiemen toe, wat resulteert in € 666,96 (€ 47,64 x 1.400/100). De provincie voegt vervolgens 332 opcentiemen toe, wat overeenstemt met € 158,16 (€ 47,64 x 332/100). In totaal bedraagt de ov bijgevolg € 47,64 + € 666,96 + € 158,16 = € 872,76.

art. 3.3.3.0.1., §1 VCF

Termijn van belasting

De ov moet vastgesteld worden binnen de vijf jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar waarin de belasting verschuldigd is.

B. Verminderingen en vrijstellingen

1. Principe

a. Verminderingen

art. 2.1.5.0.1. VCF

Begunstigden

Kunnen een vermindering van ov genieten, de woningen die op 1 januari van het aanslagjaar:

-  ‘bescheiden’ zijn;

-  bewoond worden door een gezin met kinderen;

-  bewoond worden door een gehandicapte persoon of een grootoorlogsinvalide;

-  een laag E-peil hebben (indicatie van de energieprestaties van een gebouw.  

Daarnaast kunnen ook alle leegstaande, improductieve of vernielde gebouwde onroerende goederen en materieel en outillage een vermindering genieten. Voor het materieel en outillage geldt bovendien een bevriezing van de indexatie.

Tot slot kunnen de belastingplichtige rechtspersonen en zij die de ov verschuldigd zijn voor het goed dat deel uitmaakt van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) een belastingkrediet genieten.

art. 2.1.5.0.3. VCF

Totaal bedrag

De combinatie of cumul van deze verminderingen is in principe toegestaan, zonder meer te mogen bedragen dan het bedrag van de ov. De vermindering met betrekking tot gehandicapte personen kan echter niet gecombineerd worden met de vermindering voor bescheiden woning en/of kinderen ten laste.

Behoud

Zodra een vermindering verworven is, blijft deze van toepassing voor de volgende jaren zolang alle voorwaarden voldaan blijven en niet opnieuw aangevraagd moeten worden.

Ambtshalve ontheffing

Een vermindering kan nog verworven worden na de vast­stelling van de belasting, door een bezwaar in te dienen of een vraag tot ambts­halve ontheffing.

b. Vrijstellingen

Kunnen een vrijstelling van de ov genieten:

-  de onroerende goederen bestemd voor activiteiten zonder winstoogmerk;

-  het materieel en outillage;

-  bepaalde industriële gebouwen, gelegen in een gebied waarvan de ontwikkeling ondersteund wordtoor het gewest;

-  renovatie en vervangbouw (onder bepaalde voorwaarden);

-  onroerende goederen van buitenlandse staten;

-  nationale domeinen en natuurreservaten. 

De vrijstelling vangt in principe aan op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de voorwaarden van de vrijstelling voldaan zijn (art. 494, §5 WIB). Daarnaast wordt in de ov enkel de toestand op 1 januari van het jaar in rekening gebracht (Comm. IB 253/2 en 3).

Toelichting 

In de personenbelasting wordt een vrijstelling die in de loop van het jaar verworven wordt, pro rata toegekend (Comm. IB 253/2 en 3).

2. Bescheiden woning

art. 2.1.5.0.1, §1 en 2.1.5.0.2, §1, 1° VCF

Principe

Er geldt een vermindering van 25% van de ov (opcentiemen inbegrepen) voor de woning die de belastingplichtige op 1 januari van het aanslagjaar aanwendt als hoofdverblijfplaats, voor zover de som van alle niet-geïndexeerde kadastrale inkomens van de onroerende goederen die hij in het Vlaams gewest bezit niet meer bedraagt dan € 745.

In geval van nieuwbouw of aankoop in nieuwe staat, zonder een bouw- of aankoop­premie te hebben genoten, wordt de vermindering verhoogd tot 50% gedurende een periode van de vijf eerste jaren waarin de ov verschuldigd is.

Toelichting 

a. In geval van onverdeeldheid is het de totaliteit van de ki’s van alle onroerende goederen toebehorend aan die onverdeeldheid die bepaalt of het maximum van € 745 overschreden is, en niet enkel het onverdeelde deel (Comm. IB 257/13). Enkel de mede-eigenaars die het onroerend goed bewonen hebben recht op de vermindering, indien van toepassing (rb. Namen, 24.11.2004).

b. Wanneer de belastingplichtige deze vermindering genoot voor het aanslagjaar 1979 en deze verloren heeft door de laatste algemene perequatie van de ki’s, behoudt hij de vermindering van één vierde, op voorwaarde dat hij zijn woning volledig blijft betrekken en dat het ki van de gezamenlijke onroerende goederen van de belastingplichtige niet meer bedraagt dan € 992 (art. 2.1.5.0.5. VCF).

c. Het feit dat de belastingplichtige geen genot heeft van een tweede onroerend goed (in dit geval omwille van grondverontreiniging), waardoor het maximum van € 745 overschreden wordt, neemt niet weg dat men de vermindering voor bescheiden woning alsnog verliest (Gent, 14.10.2014).

Procedure

De vermindering van 25% wordt automatisch toegekend door de Vlaamse Belastingdienst. De vermindering van 50% moet schriftelijk aangevraagd worden. Het aanvraagformulier is beschikbaar op de website www.belastingen.vlaanderen.be. Bij deze aanvraag moeten de nodige bewijsstukken toegevoegd worden.

3. Gezin met kinderen of gehandicapten

art. 2.1.5.0.1., §1, 2° en 3° VCF

Principe

Er wordt een vermindering toegekend voor de woning of een deel van de woning dat gebruikt wordt door een gezin dat, op 1 januari van het aanslagjaar, minstens twee inwonende kinderen heeft die recht geven op kinderbijslag (een gehandicapt kind telt voor twee).

De vermindering bestaat uit een basisbedrag, verhoogd in functie van de gemeentelijke en provinciale opcentiemen. Deze vermindering kan eveneens toegekend worden wanneer de woning gebruikt wordt door huurders en moet vervolgens afgetrokken worden van de huur (art. 2.1.5.0.4. VCF).

Aantal kinderen

Basisbedrag van de vermindering (inkomstenjaar 2020)

2

13,12

3

20,78

4

29,08

5

38,13

6

47,81

7

58,23

8

69,39

9

81,20

10

93,80

Vanaf het 11de

12,12 per kind

 

Voorbeeld

Een gezin uit Leuven telt twee kinderen die recht geven op kinderbijslag. De vermindering van de ov bedraagt bijgevolg 13,12 (basisbedrag) + (13,12 x [1.400 + 332] / 100) (verhoging in functie van de gemeentelijke en provinciale opcentiemen) = € 240,36.

Toelichting 

a. Het begrip gezin beoogt de feitelijke situatie, ongeacht de juridische beoordeling (Cass., 12.03.2010). Het stemt overeen met “het kerngezin onder hetzelfde dak: vader, moeder en gemeenschappelijke kinderen”. De ongehuwde partner “die feitelijk en op bestendige wijze samenwoont met het hoofd van het gezin en hun gemeenschappelijke kinderen” maakt eveneens deel uit van het gezin, zelfs wanneer het gaat om een loutere feitelijke samenwoning en de ouders geen gemeenschappelijke aangifte indienen in de personenbelasting (Brussel, 06.04.2006).

b. De vermindering van de ov voor gezinnen met kinderen is door het Grondwettelijk Hof als discriminerend bevonden, aangezien gescheiden ouders de vermindering niet konden genieten in geval van gelijkmatig verdeelde huisvesting van de kinderen als deze bij de andere ouder gedomicilieerd zijn (GwH, 05.05.2011).

c. Deze vermindering wordt eveneens toegekend aan kinderen van grensarbeiders die in België in aanmerking komen voor kinderbijslag (art. 2.1.5.0.2., §1, 4° VCF).

Procedure

De vermindering wordt automatisch toegekend door de Vlaamse belastingdienst aan de eigenaar. Wanneer het een huurder betreft, is een aanvraag noodzakelijk om de vermindering te genieten. De aanvraagformulieren zijn beschikbaar op de website www.belastingen.vlaanderen.be. Bij deze aanvraag moeten de nodige bewijsstukken toegevoegd worden.

4. Gehandicapten en grootoorlogsinvaliden

Principe

Er wordt een vermindering gelijk aan deze voor gehandicapte kinderen toegekend voor een andere gehandicapte persoon die op 1 januari van het aanslagjaar bij de belastingplichtige gedomicilieerd is (art. 2.1.5.0.1., §1, 3° VCF). Op vraag van de belastingplichtige wordt een vermindering van 20% van de ov toegekend voor een inwonende grootoorlogsinvalide (art. 2.1.5.0.2., §1, 2° VCF).

Deze verminderingen mogen eveneens toegekend worden wanneer de voorwaarden voldaan zijn door de huurder. De vermindering heeft evenwel enkel betrekking op het deel van het verblijf dat door de huurder bewoond wordt en moet afgetrokken worden van de huur (art. 2.1.5.0.4. VCF).

Toelichting 

a. Voor het begrip gehandicapte personen, zie art. 135, lid 1, 1° WIB.

b. Voor het begrip grootoorlogsinvalide.

Procedure

De vermindering voor gehandicapte personen wordt automatisch toegekend door de Vlaamse Belastingdienst wanneer deze toegekend wordt aan de eigenaar. Wanneer de huurder voldoet aan alle voorwaarden van de vermindering, moet dit schriftelijk aangevraagd worden. Hetzelfde geldt voor de grootoorlogsinvalide.

De aanvraagformulieren zijn beschikbaar op de website www.belastingen.vlaanderen.be. Bij deze aanvraag moeten de nodige bewijsstukken toegevoegd worden.

5. Energie-efficiënte gebouwen

art. 2.1.5.0.1., §2 VCF

Principe

Wanneer het E-peil van een woning een bepaalde grens niet overschrijdt, geniet de belastingplichtige een tijdelijke vermindering van de ov, vanaf het jaar dat volgt waarin het E-peil van de woning officieel vastgesteld is.

Datum aanvraag stedenbouwkundige vergunning

Maximaal E-peil bij nieuwbouw of gelijkgesteld (op 1 januari van het aanslagjaar)

Maximaal na ingrijpende energetische renovatie (op 1 januari van het aanslagjaar)

Vermindering ov

Duurtijd

vóór 01.01.2013

E60 (woningen) of E70 (andere gebouwen)

/

20%

10 jaar

E40

/

40%

10 jaar

van 01.01.2013 tot 31.12.2013

E50

/

50%

5 jaar

E30

/

100%

5 jaar

van 01.01.2014 tot 31.12.2015

E40

/

50%

5 jaar

E30

/

100%

5 jaar

Tussen 01.01.2016 en 30.09.2016

E30

/

50%

5 jaar

E20

/

100%

5 jaar

Tussen 01.10.2016 en 31.12.2019

E30

E90

50%

5 jaar

Vanaf 01.10.2016

E20

E60

100%

5 jaar

Vanaf 01.01.2020

E30

/

50%

5 jaar

Toelichting 

a. Het E-peil heeft betrekking op het primaire energieverbruik van een gebouw. Het is vastgesteld volgens titel XI van het Energiedecreet (decr. 08.05.2009) en moet betrekking hebben op het hele gebouw (art. 2.1.5.0.1., §2, lid 7 VCF).

b. De bouwaanvraag wordt enkel als ingediend beschouwd wanneer het dossier volledig is (art. 2.1.5.0.1., §2 VCF).

c. De combinatie of cumul van de verminderingen is toegestaan, behalve wanneer het gaat om de vermindering voor bescheiden woning en deze voor personen of kinderen ten laste (art. 2.1.5.0.3. VCF).

d. In geval van vervreemding van het gebouw geniet de nieuwe eigenaar de vermindering voor de resterende periode, vanaf het jaar volgend op de verkoop (art. 2.1.5.0.1., §2, lid 7 VCF).

Procedure

De vermindering wordt automatisch toegekend door de Vlaamse belasting­dienst (www.belastingen.vlaanderen.be) .

6. Leegstand, improductiviteit of vernieling

Principe

Voor de vaststelling van de ov wordt er geen rekening gehouden met de vermindering van het ki voor improductiviteit (art. 2.1.3.0.2. VCF). Er wordt echter een vermindering rechtstreeks toegekend op de ov zelf (art. 2.1.5.0.2., §1, 3° VCF), doch slechts voor een improductiviteit van maximaal 12 maanden (tijdens het lopende aanslagjaar en het vorige aanslagjaar) (art. 2.1.5.0.2., §2 VCF).

Deze vermindering kan echter ook na deze termijn van 12 maanden nog toegekend worden voor (art. 2.1.5.0.2., §2 VCF):

-  de niet-bemeubelde gebouwen, opgenomen in een onteigeningsplan;

-  de niet-bemeubelde gebouwen in renovatie voor sociale of culturele doelen, uitgevoerd door een socialewoonorganisatie of in opdracht van een overheid (ver­mindering wordt maximaal vijf jaar toegekend);

-  de goederen waarop de belastingplichtigen zijn rechten niet langer kan uitoefe­nen door een ramp, overmacht of door toedoen van een lopende gerechtelijke of administratieve procedure.

Toelichting 

a. Een onroerend goed dat in leasing gegeven wordt en improductief is voor de leasingnemer geeft geen recht op de vermindering voor improductiviteit in hoofde van de eigenaar (leasinggever) (Cass, 19.04.2018).

b. Een onroerend goed dat enkel te huur gesteld wordt mag niet beschouwd worden als ‘gebruikt’, louter op basis van dit feit, zelfs als de verhuurder een immokantoor is (Gent, 03.03.2015).

c. Het feit dat een vermindering toegekend werd voor meerdere opeenvolgende jaren, heeft niet noodzakelijk tot gevolg dat deze ook van toepassing zal zijn voor het volgende jaar, zelfs indien niets gewijzigd is aan de situatie (Gent, 17.05.2016).

Procedure

De vermindering wordt toegekend op vraag van de belastingplichtige. De aanvraagformulieren zijn beschikbaar op de webstie www.belastingen.vlaanderen.be. Bij de aanvraag moeten de nodige bewijsstukken toegevoegd worden.

7. Rechtspersonen

PrincipeBelastingplichtige rechtspersonen genieten een belastingkrediet dat over­een­stemt met het basistarief van de ov, in principe 2,5% van het ki (art. 2.1.5.0.7. VCF).

Procedure

De vermindering wordt automatisch toegekend door de Vlaamse belasting­dienst (www.belastingen.vlaanderen.be).

8. Onroerende goederen bestemd voor activiteiten zonder winstoogmerk

art. 2.1.6.0.1. VCF

Er kan een vrijstelling van de ov gevraagd worden voor een onroerend goed of een deel van een onroerend goed dat gelegen is in de EER en dat bestemd is, zonder winstoogmerk, voor bepaalde doeleinden en dit vanaf het aanslagjaar dat volgt op het jaar waarin de bestemming vastgesteld wordt (Brussel, 21.02.1992).

Toelichting 

Deze vrijstelling kan ook genoten worden voor geleasede goederen (art. 2.1.6.0.1., lid 4 VCF).

Zonder winstoogmerk

De afwezigheid van een winstoogmerk moet bestaan in hoofde van de eigenaar of de bewoner, die het goed gebruikt of bestemt voor bepaalde doeleinden (Cass., 19.10.2012). Er is voldaan aan de voorwaarde wanneer hij geen enkel direct of indirect voordeel haalt uit het goed, of wanneer het voordeel uitsluitend voortvloeit uit het behoud en de uitbreiding van het weldadigheidswerk (Antwerpen, 08.05.2007).

Toelichting 

a. Het feit dat de eigenaar een commerciële vennootschap is volstaat in eerste instantie niet om de vrijstelling te weigeren, op voorwaarde dat men kan aantonen dat de voordelen uitsluitend voortvloeien uit het behoud en de uitbreiding van de inrichting (rb. Bergen, 11.03.2009) of wanneer het verhuurd wordt aan een bewoner die het uitsluitend gebruikt voor doeleinden zonder winstoogmerk (Ci.RH. 222/628.711, 01.07.2013 en Antwerpen, 14.06.2016).

b. Er is ook geen winstoogmerk aanwezig wanneer de inkomsten voortvloeien uit het behoud of de uitbreiding van andere liefdadigheidsinstellingen (rekening houdend met de geconsolideerde situatie) (Gent, 07.04.2009).

c. Het feit dat men winst realiseert en deze geheel of gedeeltelijk reserveert zoals een goed huisvader, heeft niet automatisch tot gevolg dat de activiteit een winstoogmerk heeft (Gent, 04.02.2014).

Kenmerken van de bestemming

Het moet noodzakelijk zijn: de activiteit kan niet doorgaan zonder het goed (Cass., 28.10.2011). Er mag een rechtstreekse of onrecht­streekse bestemming zijn en (bepaalde delen van) het onroerend goed (mogen) mag bestemd worden voor de administratie die noodzakelijk is om het nagestreefde doel te realiseren (Luik, 12.03.2010). De bestemming is niet noodzakelijk permanent (Brussel, 17.12.1999). In geval van bestemming van een deel van een onroerend goed moet dit deel duidelijk afgebakend zijn, anders wordt de vrijstelling niet verleend (Brussel, 18.10.2001).

Bepaalde doelen

Het is noodzakelijk dat het onroerend goed bestemd wordt voor een van de volgende doelen (art. 2.1.6.0.1., lid 1, 1° VCF):

-  openbaar uitoefenen van een eredienst of een vrijzinnige morele dienstverlening;

-  onderwijs;

- vestigen van hospitalen, klinieken, dispensaria, rusthuizen, vakantiehuizen voor kinderen of gepensioneerden of van andere gelijkaardige weldadigheids­instel­lingen.

Toelichting a. Worden beschouwd als bestemd voor het uitoefenen van een eredienst:

-  een eetzaal voor de gelovigen, een plaats om te rusten en elkaar te ontmoeten (Luik, 10.03.2000);

-  een studio of een klein appartement gelegen in een onroerend goed, bestemd voor gods­dienst­uitoefening, als dit gebruikt wordt voor het verblijf van voorgangers van een eredienst (rb. Brussel, 02.09.2004), maar niet wanneer het gaat om het verblijf van leden (Gent, 20.12.2005);

-  een kapel die van tijd tot tijd gebruikt wordt voor andere activiteiten (koren, enz.) (Antwerpen, 17.05.1993);

-  een klooster (Brussel, 05.10.2000);

-  een ruimte voor kinderopvang tijdens ceremonies (Brussel, 19.05.1994);

-  een pastorie ter beschikking gesteld voor het verblijf van priesters, zelfs wanneer zij niet voltijds in de parochie werken (Brussel, 12.09.1996).

b. Worden niet beschouwd als bestemd voor de uitoefening van een eredienst:

-  de parking naast het religieuze gebouw (Antwerpen, 18.12.2005);

-  de cafetaria op de plaats van een eredienst (Brussel, 19.05.1994);

-  een lokaal gebruikt voor de opslag van materiaal in het kader van humanitaire hulp van de congregatie (Luik, 22.06.2016).

c. Een vrijzinnige morele dienstverlening vindt plaats in een van de lokale centra (Ci.RH. 222/509.586, 15.09.1998):

-  de Unie van de Vrijzinnige Verenigingen, de Centre d’action laïque en de Centrale raad der niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen van België;

-  de stichting Morele Bijstand Ziekenhuizen;

-  de stichting Morele Bijstand aan Gevangenen;

-  de Vrijzinnige huizen;

-  de terbeschikkingstelling van de morele dienstverlening door openbare instellingen of overheden.

d. Worden beschouwd als activiteiten van onderwijs:

-  de huisvesting, zonder winstoogmerk, van enkele studenten en onderzoekers (rb. Namen, 04.10.2006);

-  de uitoefening van sport (sportterreinen) in het kader van opleiding van jongeren (Luik, 18.03.1998);

-  de hulp van jonge schoolverlaters zonder diploma (ruling nr. 2013.297, 05.11.2013);

-  de activiteiten van het CLB (rb. Brussel, 25.03.2005);

-  de activiteiten van een vliegschool (Bergen, 17.02.2005).

e. Worden niet beschouwd als activiteiten van onderwijs:

-  de huisvesting voor studenten zonder dat hier onderwijsactiviteiten uitgeoefend worden (Cass., 28.10.2011);

-  de culturele activiteiten of congressen (Brussel, 21.01.2009);

-  musea (Luik, 21.11.2001) en bibliotheken, hoewel deze laatste vrijgesteld kunnen worden voor zover zij kwalificeren als nationale domeinen (Gent, 15.09.2015);

-  de scouts (rb. Gent, 23.06.2004);

-  de dierentuin (Antwerpen, 02.09.1997).

f. Worden beschouwd als “hospitalen, klinieken (...) of andere gelijkaardige weldadig­heidsinstellingen”:

-  het begeleid wonen, de huisvesting voor ouderen, crèches en verpleeghuizen (Ci.RH. 222/741.117, 27.06.1995);

-  instellingen die andere categorieën van personen dan bejaarden opvangen (gehandicapten, psychiatrische patiënten, daklozen, vluchtelingen, armen, ...) (GwH, 07.06.2007);

-  een VZW die administratieve steun biedt aan thuisverzorgingsdiensten voor zieken of ouderen (rb. Brussel, 04.12.2003);

-  een centrum voor arbeidsgeneeskunde (Bergen, 23.03.2012);

-  een centrum dat telefonisch anonieme hulp en bijstand verstrekt aan personen met problemen (Cass., 24.05.2012);

-  een opvangtehuis voor daklozen (Brussel, 27.01.2006) of voor vluchtelingen (Gent, 22.09.2009);

-  duurzame huisvesting ter beschikking gesteld van gehandicapten of daklozen die sociale begeleiding krijgen (rb. Leuven, 02.01.2004);

-  gebouwen die gebruikt worden voor schoolkampen, stages en schoolreizen (Gent, 23.06.2009);

-  de opslag van medisch materiaal bedoeld voor buitenlandse humanitaire hulp (Brussel, 16.09.2009);

-  een lokaal bestemd voor de voor- en naschoolse opvang van kinderen, ‘s middags en tijdens de vakanties (Cass., 23.12.2016);

-  de gebouwen van een VZW waarin een kringloopwinkel en een recyclagepark, die minderbedeelden tewerkstellen, ondergebracht zijn (GwH, 44/2018, 29.03.2018).

g. Worden niet beschouwd als “hospitalen, klinieken (...) of andere gelijkaardige wel­dadig­heidsinstellingen”:

-  gratis sociale hulp aan werknemers, gepensioneerden en families (Bergen, 18.11.1994);

-  de activiteiten van de dierenbescherming (parl. vr. nr. 490, Simonet, 04.07.1996).

 

Procedure

De vrijstelling van de onroerende voorheffing moet aangevraagd worden door de belastingplichtige via een bezwaarschrift.

9. Materieel en outillage

Vrijstelling

In bepaalde gevallen kan het materieel en outillage geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden (art. 2.1.6.0.1., lid 1, 4° tot 6° en 9° VCF):

 

Toekenning van het ki

Vrijstelling

Nieuw materieel en outillage

vóór 01.01.1998

Geen vrijstelling, behalve op grond van een verdubbelde verleende ontheffing voor nieuw materieel en outillage

van 01.01.1998 tot 31.12.2013

Volledige vrijstelling

sinds 01.01.2014

Dubbele vrijstelling

Vervanging of vernieuwing van bestaande materieel en outillage

vóór 01.01.1998

Geen vrijstelling, behalve op grond van een verdubbelde verleende ontheffing voor nieuw materieel en outillage

van 01.01.1998 tot 31.12.2007

Uitsluitend in de mate waarin het nieuwe ki, het ki van 01.01.1998 overstijgt, behalve op grond van een verdubbelde verleende ontheffing voor nieuw materieel en outillage

van 01.01.2008 tot 31.12.2013

Volledige vrijstelling

sinds 01.01.2014

Dubbele vrijstelling

Toelichting 

a. De dubbele vrijstelling laat niet enkel toe het ki van het materieel en outillage vrij te stellen, maar ook om ten belope van hetzelfde bedrag het ki van het (oude) nog niet-vrijgestelde ki van het materieel en outillage vrij te stellen (art. 2.1.6.0.1., lid 1, 9° VCF).

b. De verzoeken tot vrijstelling met betrekking tot het materieel en outillage dat geïnstalleerd is in gebouwen die in overtreding zijn inzake stedenbouwkundige voor­schriften worden niet in rekening gebracht, behalve wanneer het gaat over nieuw materieel en outillage waaraan voor het eerst een ki toegekend werd tussen 1 januari 1998 en 31 december 2007 (art. 2.1.6.0.1., lid 6 VCF).

c. Energie-intensieve bedrijven (meer dan 0,1 petajoule op jaarbasis) moeten, om de volledige vrijstelling te genieten, de energiebeleidsovereenkomst van de Vlaamse regering ondertekenen (art. 2.1.6.0.1., lid 5 VCF).

Voorbeeld

Dubbele vrijstelling: een onderneming bezit een machine, gekocht in 1995, met een ki van 200. Het is nog niet vrijgesteld. Op 5 januari 2020 koopt zij een nieuwe machine, waarvan het KI vastgesteld is op 100. Dankzij de dubbele vrijstelling, is het KI van de nieuwe machine volledig vrijgesteld en het oude ten belope van 100.

Indexatie

De indexatie van het kadastraal inkomen van het materieel en outillage in het Vlaams gewest wordt, sinds 1996, volledig gecompenseerd door een negatieve correctie van het tarief van de onroerende voorheffing.

Procedure

De vrijstelling van de onroerende voorheffing moet gevraagd worden door de belastingplichtige via een bezwaarschrift.

10. Renovatie en vervangbouw

art. 2.1.6.0.2. VCF

Principe

Het kadastraal inkomen van bepaalde handelspanden die verbouwd worden tot een of meerdere woningen of van gebouwen die opgericht worden volgend op de sloop van een onbewoonbare woning of een verwaarloosde bedrijfsruimte kan tijdelijk vrijgesteld worden van de onroerende voorheffing.

Toelichting 

Deze vrijstelling is overdraagbaar op de rechtsopvolger (art. 2.1.6.0.2, lid 6 VCF).

Beoogde gebouwen

Er zijn drie categorieën van onroerende goederen die in aanmerking komen voor deze vrijstelling:

1.      Eerste categorie: onroerende goederen die gebruikt worden om een kleinhandels­activiteit uit te oefenen, die in een winkelarm gebied liggen en die op grond van een geldige omgevingsvergunning verbouwd worden tot een of meer woningen.

2.      Tweede categorie: onroerende goederen waarvan minstens de benedenverdieping gebruikt wordt om een kleinhandelsactiviteit uit te oefenen, die in een kernwinkel­gebied liggen en waarvan een of meer verdiepingen boven de kleinhandelsactiviteit op grond van een geldige omgevingsvergunning verbouwd worden tot een of meer woningen.

3.      Derde categorie: onroerende goederen waar sloopwerkzaamheden, gevolgd door vervangbouw, uitgevoerd worden en die voorafgaand aan de omgevingsvergunning of meldingsakte opgenomen zijn in de inventaris van ongeschikte of onbewoonbare woningen (art. 26, §1 Vlaams decreet van 22.12.1995) of in de inventaris van leegstaande of verwaarloosde bedrijfsruimten (art. 3, §1 Vlaams decreet van 19.04.1995).

 

Toelichting 

a. Een winkelarm gebied is een gebied afgebakend in een provinciale of gemeentelijke stedenbouwkundige verordening of een provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan waar via stedenbouwkundige voorschriften beperkingen aan de kleinhandel opgelegd worden (art. 2, 8° Vlaams decreet van 15.07.2016).

b. Worden als kleinhandelsactiviteiten beschouwd: de verkoop van voeding; de verkoop van goederen voor persoonsuitrusting; de verkoop van planten, bloemen en goederen voor land- en tuinbouw; de verkoop van andere producten (art. 3 Vlaams decreet van 15.07.2016).

c. Een kernwinkelgebied is een gebied afgebakend in een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening of een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan waar via stedenbouwkundige voorschriften een stimulerend beleid inzake kleinhandel gevoerd wordt (art. 2, 3° Vlaams decreet van 15.07.2016).

Grenzen

Voor de onroerende goederen van de tweede categorie wordt de vrijstelling alleen toegekend voor het woongedeelte (art. 2.1.6.0.2, lid 5 VCF).

Voor de onroerende goederen van de derde categorie wordt de vrijstelling beperkt, in voorkomend geval, tot € 1.000 per woning of € 4.000 per bedrijfsruimte (inclusief de provinciale en gemeentelijke opcentiemen) (art. 2.1.6.0.2, lid 6 VCF).

Duurtijd van de vrijstelling

De duurtijd van de vrijstelling bedraagt vijf jaar.

Voor de onroerende goederen van de tweede categorie begint deze termijn te lopen vanaf het aanslagjaar dat volgt op het jaar van de effectieve bewoning die blijkt uit de inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister binnen vijf jaar na de voorlopige oplevering van de ombouwwerken.

Voor de onroerende goederen van de derde categorie begint deze termijn te lopen vanaf het aanslagjaar dat volgt op het jaar dat het onroerend goed niet meer voorkomt in de inventaris.

11. Onroerende goederen in het buitenland

art. 2.1.6.0.1., lid 1, 2° VCF

Principe

Op voorwaarde van wederkerigheid zijn de onroerende goederen, waarvoor de buitenlandse staat de schuldenaar is van de ov, vrijgesteld wanneer het gaat om de huisvesting van de diplomatieke of consulaire zendingen of culturele instellingen die zich niet bezighouden met activiteiten van winstgevende aard.

Toelichting Deze vrijstelling geldt ook voor geleasede goederen (art. 2.1.6.0.1., lid 4 VCF).

ProcedureDe vrijstelling van de ov moet via een bezwaarschrift gevraagd worden door de belastingplichtige.

12. Nationale domeinen

art. 2.1.6.0.1., lid 1, 3° VCF

Principe

Het gaat om goederen waar de federale staat, de gemeenschappen, gewesten en provincies, de Brusselse agglomeratie, de gemeentes en de openbare diensten een zakelijk recht op hebben (Comm. IB 253/82; Cass., 04.10.1974).

Zij worden vrijgesteld op voorwaarde dat de goederen op zichzelf niets opbrengen en in hun geheel aangewend worden voor een openbare dienst of voor het algemeen belang.

Toelichting 

a. Worden beschouwd als nationale domeinen:

-  een onroerend goed dat aangewend wordt als kantoor en archief voor de uitkering van gezinsbijslag ten behoeve van haar leden volgens de Kinderbijslagwet (Antwerpen, 26.02.2002);

-  een gemeentelijke administratieve hal, waarin een cafetaria altijd open is voor publiek (Gent, 31.10.2006);

-  een sportcentrum, met cafetaria, toegankelijk door het betalen van lidgeld (Cass., 19.12.1950);

-  een publieke bibliotheek (Gent, 15.09.2015).

b. Worden niet beschouwd als nationale domeinen:

-  een onroerend goed dat aangewend wordt als kinderbijslagfonds van werkgever (Antwerpen, 26.02.2002);

-  een gebouw dat toebehoort aan een vrije socialeverzekeringskas voor zelfstandigen, die deel uitmaakt van een groep die meerdere diensten aanbiedt en zich gedraagt als een commerciële entiteit (Gent, 26.05.2015);

-  een gebouw van de ‘Médiathèque francophone de Belgique’ die, hoewel het een openbare dienst is, opgericht werd door particulieren.

c. Deze vrijstelling geldt ook voor geleasede goederen (art. 2.1.6.0.1., lid 4 VCF).

Procedure

De vrijstelling van de ov moet gevraagd worden door de belasting­plichtige via een bezwaarschrift.

13. Beschermde monumenten

Principe

De ov van als monument beschermde goederen of delen van dergelijke onroerende goederen, die de Vlaamse regering in erfpacht gegeven heeft of in volle eigendom afgestaan heeft aan een openmonumentenvereniging, wordt vrijgesteld (art. 2.1.6.0.1., lid 1, 8° VCF).

Procedure

De vrijstelling van de ov moet door de belastingplichtige aangevraagd worden via een bezwaarschrift.

14. Natuurreservaten

Vermindering

De ongebouwde onroerende goederen die deel uitmaken van het ‘Vlaams Ecologisch Netwerk’ (VEN) (art. 17 decr. 21.10.1997) geven recht op een belastingkrediet ten belope van het basistarief van de ov, wat in principe 2,5% van het ki is (art. 2.1.5.0.6., lid 1 VCF).

Vrijstelling

De onroerende goederen die onder de toepassing van het Bosdecreet vallen (art. 16 decr. 13.06.1990) en die als milieubeschermend bos erkend zijn (art. 22 decr. 13.06.1990), of die erkend zijn voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal (art. 42 decr. 13.06.1990), zijn vrijgesteld van ov (art. 2.1.6.0.1., lid 1, 7° VCF).

Procedure

De vermindering wordt automatisch toegekend door de Vlaamse belasting­dienst (www.belastingen.vlaanderen.be). De vrijstelling van de onroe­rende voorheffing moet via een bezwaarschrift aangevraagd worden door de belas­tingplichtige.

15. Georganiseerde jeugdverenigingen

Vrijstellingen

Het kadastraal inkomen van verblijfplaatsen voor jongeren en on­roe­rende goederen van jeugdwerkinitiatieven wordt vrijgesteld van onroerende voorheffing (art. 2.1.6.0.3. VCF).

Beoogde goederen

De vrijstelling geldt voor (delen van) onroerende goederen gelegen in het Vlaams gewest (art. 2.1.6.0.3. VCF):

-  gebruikt door gesubsidieerde landelijke jeugdverenigingen of door lokale jeugd­werk­initiatieven waarvan de gemeente bevestigt dat ze voldoen aan de voorwaarden zoals voorzien in de wetgeving (art. 9, §3, lid 2 decr. 20.01.2012);

-  gebruikt als sociaal toeristisch verblijf dat financiële ondersteuning krijgt in het kader van ‘Toerisme voor Allen’ (art. 2.1.6.0.3. VCF).

C. Bezwaar en beroep

Het bezwaar en het beroep met betrekking tot de onroerende voorheffing is geregeld in de Vlaamse Codex Fiscaliteit (art. 3.5.1.0.1. e.v. VCF). Ze worden behandeld door de Vlaamse Belastingdienst. Ze kunnen online ingediend worden via het elektronisch loket (https://belastingen.fenb.be/) of via gewone post.

Toelichting 

Men mag het bezwaar tegen het kadastraal inkomen niet verwarren met het bezwaar tegen de onroerende voorheffing.